Inrichting, beheer en onderhoud
Inleiding
Door beheer en onderhoud werkt het waterschap dagelijks aan het op orde houden van het watersysteem. De grondgebruikers in ons gebied worden zo goed mogelijk van water voorzien. Als de huidige situatie vanwege nieuwe normen of doelen niet voldoet, of wanneer er groot onderhoud nodig is, kan herinrichting of verbetering van watergangen nodig zijn. Die herinrichting pakken we als waterschap het liefst samen met partners op, zodat we een optimaal resultaat voor een stad, dorp of het buitengebied realiseren.
Aanpak
Watertoets en adviseren bij ruimtelijke plannen
Watertoets en adviseren bij ruimtelijke plannen
De watertoets is in 2003 verankerd in het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO). De watertoets zien wij vooral als procesinstrument dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
Daarnaast werken de waterschappen in Rijn Oost met gemeenten en provincies aan een uitgangspuntennotitie die als basis wordt gebruikt voor de advisering bij ruimtelijke plannen. Deze notitie biedt richting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen, maar ook aan andere betrokken partijen, zoals adviesbureaus.
Werken aan schoon, veilig en voldoende water
Werken aan schoon, veilig en voldoende water
Door gericht beheer en onderhoud beïnvloeden we de kwaliteit en kwantiteit van het water en houden we kades en dijken op orde. Dit doen we steeds doelgerichter, bijvoorbeeld door in een onderhoudsgids of op kaarten op te nemen voor welke watergangen specifiek ecologisch onderhoud nodig is. Op deze manier zijn de milieueisen op grond van de Flora- en faunawet (gedragscode) en de Natuurbeschermingswet vertaald in onze onderhoudsrichtlijnen. Door bepaalde watergangen intensiever te maaien dan andere, kunnen we piekbuien beter opvangen en wateroverlast voorkomen. Gericht peilbeheer helpt bij het toepassen van het waterbergingsprincipe vasthouden-bergen-afvoeren. We realiseren het beleid voor veilig, schoon en voldoende water dus vooral in het dagelijkse beheer en onderhoud.
Herinrichting integraal aanpakken
Herinrichting integraal aanpakken
Herinrichting van watergangen kan nodig zijn als de huidige situatie niet meer voldoet aan gestelde normen of aan doelen van ons beleid of op initiatieven van anderen. Bij herinrichting gaan we uit van een integrale aanpak, door het samenvoegen van meerdere doelen in één project of programma. Een voorbeeld is om tegelijk met de aanleg van een vispassage ook een cultuurhistorische watermolen te restaureren, of door in een retentiegebied (gebied om water vast te houden) een wandelpad aan te leggen.
Uitgangspunt is samenwerking met medeoverheden, gebiedspartners en bewoners om ook hun doelen en opgaven mee te nemen. De afgelopen 20 jaar hebben we met deze aanpak veel positieve ervaring opgedaan. In deze samenwerkingsprojecten was het resultaat meer dan de som der delen. We zetten deze integrale werkwijze voort.
Omgaan met grond
Omgaan met grond
Het waterschap is bij voorkeur eigenaar van gronden waar water(staatswerk) de enige functie is. Hiermee houden wij maximale invloed op wat er met of op deze gronden gebeurt en kunnen we altijd over deze gronden beschikken, bijvoorbeeld bij storingen of calamiteiten. Daar waar water níet de enige functie is, kan het belang van een goed waterbeheer ook op een andere manier worden geborgd, bijvoorbeeld door het vestigen van een zakelijk recht of een overeenkomst.
Het waterschap verwerft gronden als er ruimte nodig is om maatregelen, die voor een goed waterbeheer nodig zijn, te kunnen realiseren. Het vestigen van eigendom is hierbij geen doel op zich. Als met een eigenaar goede afspraken gemaakt kunnen worden die passen in de doelstelling, is dit ook een optie. Het waterschap verwerft zowel gronden ten behoeve van ruiling, als direct op de gewenste locatie. In gebieden waar alleen sprake is van waterdoelen (kwaliteit en/of kwantiteit) verwerven we bij voorkeur direct op de juiste plek. Deze gronden kunnen, na uitvoering van de maatregelen, waar mogelijk weer terug- of doorgeleverd worden aan derden. Het waterschap maakt alleen in het uiterste geval gebruik van het instrument onteigening.
Doelmatiger en effectiever onderhoud
Doelmatiger en effectiever onderhoud
Het waterschap werkt aan manieren om het onderhoud doelmatiger te maken. Dit kan door het onderhoud nog beter toe te spitsen op de gewenste onderhoudskwaliteit, op de gebruiksfuncties of op de functies van de watergang. Als kwaliteitseisen of gebruiksfuncties veranderen, wordt het onderhoud daar op aangepast. Bij deze aanpassingen houden we rekening met risico’s voor de ecologie en vergroting van wateroverlast. Of en in hoeverre het onderhoud kan verschuiven van minder routinematig naar meer risico-gestuurd, werken we in de planperiode verder uit.
De effectiviteit van het onderhoud wordt beoordeeld op basis van metingen (monitoring) en van gericht onderzoek, bijvoorbeeld naar het effect van natuurvriendelijke oevers op de ecologische kwaliteit van een watergang. Vanuit deze kennis willen we nieuwe concepten toepassen in het beheer en onderhoud. Eén van deze concepten is ‘building with nature’. Dit houdt in dat natuurlijke processen, binnen grenzen, hun gang kunnen gaan. Bij beken in hellend gebied gaat het bijvoorbeeld om aanlanding (afzetting van zand en slib waardoor land aangroeit) en meandering (proces waardoor beken en rivieren kronkelen). Het waterschap neemt ook proeven met dood hout in watergangen, of met gericht maaibeheer, om ecologische ontwikkeling te stimuleren. In de planperiode zetten we hier verdere stappen in.
Verwerken van bagger en zand
Verwerken van bagger en zand
Maaisel uit watergangen wordt in het landelijk gebied meestal verwerkt op het onderhoudspad naast een watergang, of op het naastgelegen perceel. Voor grondeigenaren geldt een ontvangstplicht (de plicht van de aanliggende eigenaar of grondgebruiker om maaisel en bagger op het land naast de watergang te ontvangen ev verwerken, al dan niet met een vergoeding). Ook vrijkomende baggerspecie en zand wordt op deze manier verwerkt. Als verspreiding op nabijgelegen percelen niet mogelijk is, worden baggerspecie en zand zo veel mogelijk elders nuttig gebruikt. Voor het drogen van bagger en het opslaan van zand maken we gebruik van meerdere opslagplaatsen of weilanddepots (tijdelijk depot op een weiland om bagger te ontwateren). Is hergebruik niet mogelijk, dan geven we de baggerspecie aan een verwerker, grondbank (systeem waarbij meerdere belanghebbenden samenwerken om de aankoop en uitruil van gronden te vergemakkelijken) of een stortplaats. Dit geldt ook voor het vele zand dat we jaarlijks in zandvangen in beken verzamelen.
Vanwege mogelijke risico’s voor de diergezondheid wordt baggerspecie die vrijkomt binnen 500 meter stroomafwaarts van een riooloverstort niet verspreid over aangrenzende percelen, als daar sprake is van agrarisch gebruik.
Onderzoek baggerspecie
Onderzoek baggerspecie
Voorafgaand aan baggeronderhoud van watergangen onderzoeken en toetsen we de waterbodemkwaliteit in verdachte watergangen. Dit gebeurt op basis van landelijke methoden en normen. In een aantal situaties wordt de waterbodem per definitie als verdacht aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn locaties in bebouwd gebied, locaties langs drukke (vaar)wegen en locaties waar geloosd kan zijn. In gebieden waar we op basis van vooronderzoek, vrij zeker weten dat de baggerkwaliteit aan de waarden voor verspreiden voldoet, kan de bagger zonder onderzoek op de kant worden verspreid. Recent onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de baggerkwaliteit in vrijwel het gehele buitengebied (ruimschoots) voldoet aan de maximale waarden voor verspreiden.
Zoeken naar hergebruik biomassa
Zoeken naar hergebruik biomassa
De laatste jaren is er een verschuiving opgetreden in de wijze waarop er naar biomassa wordt gekeken. Was het eerst een afvalstroom en kostenpost waar we zo snel en goedkoop mogelijk van af wilden. Nu zien we het, naar analogie van de ontwikkelingen bij zuiveringsslib (het materiaal dat overblijft nadat het rioolwater is gezuiverd), als een bron voor energie en andere grondstoffen.
Het waterschap wordt regelmatig gevraagd om deel te nemen aan initiatieven en/of onze biomassa ter beschikking te stellen. Om af te wegen of wij meegaan in een dergelijk verzoek beoordelen we in hoeverre het initiatief bijdraagt aan de wateropgave, aan andere maatschappelijke doelen, hoe innovatief het is, en in welke mate het bijdraagt aan een duurzame bedrijfsvoering. Uitgangspunt bij de overwegingen is dat het waterschap vanuit zijn eigen rol en taak een serieuze en ondernemende partij in maatschappelijke ontwikkelingen rondom biomassa wil zijn.
Samenwerken bij beheer en onderhoud
Samenwerken bij beheer en onderhoud
De integrale aanpak en samenwerking bij herinrichtings- en verbeterprojecten gaan we ook toepassen bij het beheer en onderhoud. In de vorige planperiode is op bescheiden schaal ervaring en kennis opgedaan met het overdragen van onderhoud aan een gebiedsinitiatief. Dit pad van samenwerking willen we verder opgaan. Daarbij ziet het waterschap de volgende mogelijkheden:
- samenwerking in beheer en onderhoud in de vorm van zogenaamde blauwe diensten,
- samenwerking bij toepassen van flexibel peilbeheer,
- samenwerking bij recreatief gebruik van kades, oevers, watergangen en beken.
We gaan in de planperiode door middel van pilotprojecten na welke resultaten kunnen worden bereikt. Dit gebeurt o.a. samen met de landbouwsector op grond van hun Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer)). Hoe we blauwe diensten kunnen uitwerking wordt in de planperiode in samenwerking met de relevante gebiedscollectieven (groep agrariërs die samenwerken om natuur en landbouwdoelen te helpen realiseren) onderzocht.
Afwegen grenzen waterschapszorg
Afwegen grenzen waterschapszorg
Het waterschap draagt onder andere zorg voor de aanleg en instandhouding van de watergangen. In de legger is aangegeven wie het onderhoud uitvoert. Dit is meestal het waterschap zelf of de eigenaar, met of zonder schouw door het waterschap. Kleine kavelsloten (scheidingssloten tussen 2 percelen), bermsloten of wateren met een beperkte functie staan niet op de legger. De ontwaterings- en afwateringsfunctie van deze 'overige wateren' zijn wel van belang voor de eigenaren en gebruikers van aanliggende gronden, maar van beperkt belang voor het beheer van het watersysteem. Het waterschap draagt geen zorg voor de instandhouding van deze wateren. Voor deze wateren vraagt (of heeft) het waterschap vrijstelling van de wettelijke leggerplicht (van de provincie).
Waterschappen bepalen zelf welke wateren in deze categorie 'overige wateren' vallen en hanteren hierbij uitgangspunten waarin wordt gekeken naar de maatgevende afvoer of de oppervlakte van het achterliggend gebied. Deze uitgangspunten worden onder andere herzien bij fusies tussen waterschappen die verschillende uitgangspunten hanteren. Ook bezuinigingen kunnen de aanleiding zijn. De tendens in Rijn-Oost in de afgelopen jaren is om minder onderhoud uit te voeren voor kleinere watergangen. De verschillen in de uitgangspunten die de waterschappen in Rijn-Oost hanteren worden hiermee ook kleiner.
Bestrijding muskusratten en andere exoten
Bestrijding muskusratten en andere exoten
Een bijzondere categorie van beheer is de bestrijding van exoten (niet inheemse planten en dieren). Hieronder vallen ook muskusratten (knaagdier van 1,5-2 kg dat sinds de vorige eeur in Nederland voorkomt de oevers en dijken kan ondermijnen) en beverratten, die actief door het waterschap bestreden worden. Deze taak wordt door de waterschappen in onderlinge samenwerkingsverbanden uitgevoerd. Muskusratten graven in oevers en dijken, wat grote risico’s op wateroverlast met zich meebrengt. Bestrijding voorkomt schade en extra onderhoud aan dijken en oevers. We houden onze inspanningen op peil en streven ernaar om het aantal muskusratten verder terug te dringen.
De komst van de beverrat (groot knaagdier (tot 10 kg) dat vanuit duitsland Nederland intrekt) in oostelijk Nederland is een relatief nieuw probleem. De landelijke afspraak is om deze soort bij de Duits-Nederlandse grens te bestrijden, om zo verspreiding landinwaarts te voorkomen.
We werken daarnaast ook mee aan de bestrijding van andere exoten die een bedreiging kunnen vormen voor een goed functionerend watersysteem. Voorbeelden zijn de grote waternavel en de waterteunisbloem. Voor de bestrijding volgen we de landelijke richtlijn invasieve exoten.
Beschermen van cultuur-historische en archeologische waarden
Beschermen van cultuur-historische en archeologische waarden
Door beheer en inrichting dragen de waterschappen bij aan het beschermen van cultuur-historische en archeologische waarden, voor zover deze met het water verbonden zijn. Ons watererfgoed vertelt het verhaal van het waterbeheer zoals dat tot in een ver verleden plaatsvond. Het heeft daarmee historische en educatieve waarde, en vaak ook belevingswaarde.
Alle waardevolle, cultuurhistorische objecten die een relatie (verbinding) hebben met het watersysteem, zijn in de afgelopen jaren geïnventariseerd en verzameld. Het is niet de taak van het waterschap om al deze objecten in stand te houden of te restaureren. Wel wilIn samenwerking met anderen wil het waterschap een bijdragen leveren aan de bescherming hiervan deze objecten. In de praktijk betekent dit meestal dat deze bescherming als één van de maatregelen binnen een integraal project wordt uitgevoerd.
Lees meer
Uitgangspunten en aanpak
- Waar mogelijk wordt de restauratie van cultuurhistorische en/of archeologische objecten meegenomen in herinrichtingsprojecten. Dit gebeurt zowel in landelijk als in stedelijk gebied.
- Voor objecten die niet meer in gebruik zijn, wordt gezocht naar andere partijen om het beheer en het eigendom over te dragen. De financiële bijdrage van het waterschap blijft daarbij beperkt.
- Er wordt geen initiatief genomen voor het behoud van objecten die niet direct bijdragen aan een waterschapstaak en die niet (meer) in eigendom zijn.
- Bij projecten in het watersysteem en in de waterketen wordt rekening gehouden met landschappelijke inpassing. Ook is er aandacht voor architectuur (gemalen e.d.).
- Voor wat betreft archeologie worden waar dit relevant is de aanwezige waarden in situ Dat betekent dat zoveel mogelijk vermeden wordt dat waardevolle waarden worden opgegraven of vergraven.